Het polycystisch ovariumsyndroom heeft verschillende symptomen:
- Hyperandrogenisme: overmatige productie van androgenen
- Overmatige lichaamsbeharing - hirsutisme
- Acne
- Haaruitval - alopecia
- Hyperandrogenemie: te veel androgenen in het bloed
- Oligo-ovulatie/anovulatie: een onregelmatige of geen eisprong
- Polycystische ovaria: cysten in de eierstokken
Hyperandrogenisme: overmatige productie van androgenen
Er is sprake van hyperandrogenisme wanneer vrouwen te veel androgenen of mannelijke hormonen hebben. Bij PCOS-patiënten kan zich dat uiten in overmatige lichaamsbeharing (hirsutisme), acne en haaruitval (alopecia).
Overmatige lichaamsbeharing - hirsutisme
Overmatige lichaamsbeharing is het belangrijkste kenmerk van hyperandrogenisme of een teveel aan androgenen. Naar schatting 60 tot 80 procent van de PCOS-patiënten heeft overmatige lichaamsbeharing. Het voorkomen verschilt volgens etniciteit.
De beharing volgens een mannelijk patroon bij vrouwen wordt veroorzaakt door het teveel aan androgenen. De normale lichaamsbeharing wordt ook stugger en donkerder.
De meest gebruikte methode om hirsutisme te beoordelen, is de visuele schaal die gebaseerd is op de gemodificeerde Ferriman en Gallwey-score (mFG) (zie hieronder). De schaal kent een score toe aan de negen lichaamszones die het meest gevoelig zijn voor androgenen: de bovenlip, de kin, de borst, de bovenbuik, de onderbuik, de armen, de dijen, de bovenrug en de onderrug
Acne
Acne vulgaris komt vooral voor tijdens de adolescentie. Vrouwen hebben meer kans dan mannen dat acne ook na de adolescentie blijft bestaan. Als dat het geval is of als acne pas laattijdig ontstaat, wordt dat vaak geassocieerd met PCOS.
Zo’n 30 procent van de PCOS-patiënten ontwikkelt acne. De ontwikkeling van acne wordt beïnvloed door verschillende factoren, maar mannelijke hormonen spelen een belangrijke rol.
Haaruitval - alopecia
Alopecia androgenica is een aandoening waarbij haaruitval (alopecia) progressief toeneemt. Dat gebeurt onder invloed van mannelijke hormonen (androgenen) bij mensen met een genetische aanleg. Typerend voor haartuitval bij vrouwen is dat het haar over de volledige hoofdhuid dunner wordt terwijl de frontale haarlijn niet uitdunt. Volledige haaruitval zoals bij sommige mannen komt zelden voor.
Studies naar het voorkomen van haaruitval onder PCOS-patiënten zijn schaars en vertonen een grote variatie (van 8 tot 31 procent). Genetische aanleg, hormonale factoren en omgevingsfactoren spelen een rol.
Hyperandrogenemie: te veel androgenen in het bloed
PCOS-patiënten kunnen zowel overmatige lichaamsbeharing (hirsutisme) als haaruitval (alopecia) vertonen. Dat komt doordat een teveel aan androgenen in het bloed (hyperandrogenemie) de normale haarcyclus beïnvloedt: ter hoogte van de schedel verkort het de actieve groeifase, ter hoogte van het gelaat versterkt het die fase.
Te veel androgenen in het bloed (hyperandrogenemie) impliceert niet noodzakelijk dat er overmatige lichaamsbeharing, acne of haaruitval zal optreden, en omgekeerd. De beste methode om na te gaan of er te veel androgenen in het bloed aanwezig zijn, is door de hoeveelheid vrij testosteron te bepalen.
Oligo-ovulatie/anovulatie: een onregelmatige of geen eisprong
De diagnose van een onregelmatige of geen eisprong (oligo- of anovulatie) wordt vaak gesteld aan de hand van menstruele cyclusstoornissen. Nochtans kan een regelmatige menstruatie ook gepaard gaan met een onregelmatige eisprong (oligo-ovulatie).
Blijft de menstruatie langer dan 35 dagen uit, dan spreken we van oligomenorroe - vanaf zes maanden van amenorroe. Gemiddeld kampt 70 procent van de PCOS-patiënten ermee.
Polycystische ovaria: cysten in de eierstokken
Bij polycystische ovaria is er sprake van meerdere cysten of vochtblaasjes in een of de beide eierstokken. Die cysten zijn echter geen louter met vocht gevulde compartimenten. Elk compartiment bevat namelijk een onrijpe eicel die nog kan rijpen, groeien en uiteindelijk een (ei)sprong (ovulatie) maken. Een dergelijk compartiment wordt een follikel genoemd.
Normaal is er in de eierstokken één dominante follikel aanwezig die verder rijpt en groeit. Wanneer die follikel voldoende rijp is, vindt een eisprong plaats. Dat hele proces gebeurt onder invloed van de hormonen FSH (follikel stimulerend hormoon) en LH (luteïniserend hormoon). Het FSH-hormoon regelt de rijping van de follikels in de eierstok en het LH-hormoon bevordert de ovulatie.
Bij polycystische ovaria bevinden vele follikels zich in de beginfase van het groeiproces en domineert geen enkele follikel. Die stoornis in het groei- en rijpingsproces van de follikels ontstaat door een onevenwicht in de hormonale balans. Daardoor kunnen de juiste omstandigheden niet gecreëerd worden om de onrijpe eicellen verder te laten groeien.
De verschillende onrijpe follikels, aanwezig in polycystische ovaria, bevinden zich aan de oppervlakte van de eierstokken waardoor ze goed zichtbaar zijn bij een (vaginaal) echografisch onderzoek.