Om het stadium van borstkanker vast te stellen (staging) – de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid – zijn aanvullende onderzoeken nodig.
Longfoto
Een röntgenfoto van de borstkas laat toe om te beoordelen of het hart en de longen zijn aangetast. Daarnaast kan een longfoto ook gevraagd worden door de anesthesist in het kader van de verdoving bij een operatie.
Echografie abdomen
Bij de echografie - vooral bekend voor opvolging van de zwangerschap - wordt met ultrasone geluidsgolven een dynamisch beeld van de abdomen (buikorganen) gemaakt. De arts brengt gel aan op de huid van de patiënt en gaat met een sonde over de buik. Een echografie is onschadelijk en pijnloos.
Met dit onderzoek kan vooral de lever goed gecontroleerd worden.
Botscan
Een botscan of skeletscintigrafie scant alle botten in het lichaam nadat een kleine hoeveelheid zwak radioactieve stof (tracer) werd ingespoten bij de patiënt. Die stof zet zich enkel in de beenderen vast.
Plaatsen met een verhoogde botombouw – bijvoorbeeld ten gevolge van uitzaaiingen, een trauma of breuken - nemen een grotere hoeveelheid tracer op dan plaatsen met een normale of verminderde botombouw. Zo worden alle plaatsen waar nieuw bot wordt aangemaakt in beeld gebracht en kunnen aandoeningen van het skelet en uitzaaiingen worden opgespoord.
Omdat niet alle ingespoten tracer door het skelet wordt opgenomen en de niet-opgenomen hoeveelheid met de urine wordt uitgescheiden, zult u extra moeten drinken (ongeveer 1 liter water) en ook zoveel mogelijk moeten plassen (zittend, ook voor de mannen).
De botscan gebeurt twee tot zes uur na het injecteren van de tracer. De patiënt neemt plaats op een onderzoeksbed en met behulp van een gammacamera worden de opnames gemaakt.
Het hele onderzoek neemt 15 tot 45 minuten in beslag.
Een botscan vraagt geen bijzondere voorbereiding. U hoeft niet nuchter te zijn en indien u medicatie neemt mag u dat blijven doen.
Bijwerkingen en straling
Het onderzoek geeft vrijwel geen bijwerkingen. De tracer veroorzaakt geen abnormale gewaarwordingen en een allergische reactie is uiterst zeldzaam en altijd mild. De ingespoten tracer geeft wel een lichte radioactieve straling. Die is echter heel beperkt en vergelijkbaar met de straling bij het nemen van röntgenfoto's. Het aantal foto's dat tijdens het onderzoek wordt genomen, heeft geen invloed op de hoeveelheid straling die u oploopt.
Zwanger of borstvoeding
Bent u (vermoedelijk) zwanger, dan moet u de arts daarover inlichten voor de inspuiting met de tracer. Het onderzoek wordt niet uitgevoerd bij zwangere vrouwen. Bij twijfel zal het onderzoek worden uitgesteld.
Geeft u borstvoeding, dan kan het onderzoek na overleg wel probleemloos plaatsvinden. De arts zal de tracer dan inspuiten onmiddellijk nadat uw kind volgens het normale ritme borstvoeding kreeg. In de zes tot twaalf uur die volgen kunt u borstmelk afkolven.
CT-scan
Bij een CT-scan worden door middel van röntgenstralen dwarsdoorsneden gemaakt van het lichaam. Dat is met gewone röntgenfoto's niet mogelijk.
U neemt plaats op de verplaatsbare onderzoekstafel. De verpleegkundige en de radioloog volgen u van achter een raam in de aanpalende onderzoekskamer en begeleiden u via de intercom. Liggend op de tafel schuift u langzaam door de grote open ring van het CT-toestel. Tijdens het maken van de opnames hoort u hoe de röntgenbuis om u heen draait. Bij dat geluid moet u heel stil blijven liggen. Daarom zal de verpleegkundige u soms vragen even de adem in te houden.
Een CT-onderzoek duurt gemiddeld 5 tot 10 minuten en is pijnloos.
Voor en na het onderzoek
Soms vraagt een CT-onderzoek een specifieke voorbereiding. U wordt daar vooraf over ingelicht. Het is soms ook nodig om contrastvloeistof te gebruiken. Die wordt dan ingespoten of oraal toegediend. Daarvoor moet u nuchter zijn en mag u vanaf een bepaalde tijd voor het onderzoek niet meer eten, drinken of roken. U krijgt daarover concrete richtlijnen mee wanneer u de afspraak vastlegt.
De contrastvloeistof bevat jodium, wat een onaangename smaak in de mond en een warmtegevoel in het lichaam kan geven. Dat is normaal en verdwijnt spontaan na het onderzoek. Soms veroorzaakt het contrastmiddel een allergische reactie. Hebt u een allergie, bent u astma- of hooikoortspatiënt, bent u (vermoedelijk) zwanger of hebt u hart- of nierproblemen, vergeet dat vooraf niet te melden aan de verpleegkundige.
PET-scan
Een PET-scan wordt meestal gebruikt om uitzaaiingen in het lichaam op te sporen. Met een PET-scan kunnen stofwisselingsprocessen in het lichaam in beeld worden gebracht.
Voor dit onderzoek wordt een kleine hoeveelheid zwak radioactieve stof (F18-gemerkt fluorodeoxyglucose of FDG) ingespoten. De stof verspreidt zich in het lichaam en wordt vooral opgenomen in zones met een verhoogde stofwisseling.
Het lichaam wordt gescand en de straling van de radioactieve deeltjes wordt getoond op een computerscherm. Dat geeft een gedetailleerd beeld van de zones met een verhoogde stofwisseling. De meeste kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling en verbruiken veel suiker. Is een verhoogde suikeropname zichtbaar op een PET-scan, dan kan dat duiden op tumorweefsel, maar het kan soms ook te wijten zijn aan infecties of ontstekingen.
De scan zelf duurt ongeveer dertig minuten (met een PET/CT-camera) tot een uur (indien PET zonder CT). Het is belangrijk dat u tijdens het maken van de scan heel stil blijft liggen en rustig ademhaalt. Indien er ook een CT-scan wordt uitgevoerd, is het mogelijk dat u tijdens de scanperiode een jodiumhoudende contrastvloeistof toegediend krijgt via een pompsysteem. De verpleegkundige of technoloog zal u daar voor het onderzoek over informeren.
Voorbereiding
U moet nuchter zijn voor het onderzoek: dat betekent zes uur vooraf niets meer eten en drinken. U mag wel water drinken, maar geen andere (suikerhoudende) dranken. Medicatie mag u blijven nemen, met uitzondering van medicatie voor suikerziekte. Hebt u diabetes (suikerziekte) of bent u (mogelijks) zwanger, dan moet u dat vooraf melden aan de arts.
Voor het onderzoek moet u veel water drinken. Vaak krijgt u ook een infuus in de arm waarlangs u vocht toegediend krijgt. Daarna krijgt u via het infuus een injectie met de radioactief gemerkte stof. Soms krijgt u ook een plasmiddel toegediend (type Lasix).
Na de injectie moet u minstens één uur rustig blijven liggen of zitten en zo weinig mogelijk praten. In die tijd stapelt het toegediende product zich op ter hoogte van de organen en ziektehaarden. Nadien zal u worden gevraagd om de blaas volledig te ledigen en wordt u naar de PET-scan geleid.
Stralingsrisico
Voor een PET-onderzoek krijgt de patiënt een kleine hoeveelheid zwak radioactieve stof (isotoop) ingespoten. Het gaat meestal om kortlevende isotopen waarvan de radioactiviteit snel vervalt. Het stralingsrisico is bijgevolg heel beperkt en vaak kleiner dan bij radiologische technieken zoals een CT-scan. Een PET-onderzoek houdt dan ook geen gevaar in voor u of uw omgeving.
Er wordt altijd aangeraden om veel te drinken tijdens en na het onderzoek, zodat de radioactiviteit sneller het lichaam verlaat via de urine. Kort na het onderzoek vermijdt u beter wel langdurig contact met kleine kinderen en zwangere vrouwen. Geeft u borstvoeding, overleg dan met uw zorgverleners over de te nemen maatregelen.
PET/CT gecombineerd
Een PET-scan is een aanvulling op de klassieke radiologische onderzoeken - CT-scan, echografie en MR - die zuiver anatomische, morfologische en structurele informatie opleveren. De nieuwste generatie PET-scanners hebben echter ook een ingebouwde CT-scanner, waardoor in dezelfde onderzoekstijd een PET- en CT-scan kunnen gemaakt worden. Door de beelden op elkaar te leggen (beeldfusie), wordt de interpretatie van de PET-scan veel makkelijker.