Levenslange opvolging
Mensen met aandoeningen van de aorta die al dan niet een heelkundige ingreep hebben ondergaan, moeten levenslang worden opgevolgd. In de meeste gevallen is ook medicamenteuze behandeling nodig, vooral om de bloeddruk en het cholesterolgehalte te regelen.
Daarom wordt de patiënt ook op regelmatige basis opgevolgd bij de cardioloog. Mogelijk voert de cardioloog een echografie van het hart uit. Naast de hartspier en de hartkleppen kan ook een deel van de aorta in beeld worden gebracht. Aanvullend is soms een MR- of CT-scan nodig om het hele aorta in beeld te kunnen brengen, inclusief de aansluitende bloedvaten.
Erfelijkheidsonderzoek
Bij jonge patiënten zonder duidelijke risicofactoren zoals roken of een hoge bloeddruk bieden we ook verder onderzoek naar mogelijke bindweefselafwijkingen aan. Dat onderzoek moet erfelijke aandoeningen uitsluiten. Daarom kunnen eventueel ook medische informatie en onderzoeken van familieleden worden opgevraagd. In sommige gevallen wordt aanvullend genetisch onderzoek gedaan.
Hartrevalidatie
Als u door de hartchirurg bent geopereerd aan de hartklep, de opstijgende aorta of de aortaboog komt u in aanmerking voor hartrevalidatie.
Een multidisciplinair team biedt u een aangepast hartrevalidatieprogramma aan. Dat moet – onder medisch toezicht – uw prestatievermogen verbeteren, het vertrouwen in uw fysieke mogelijkheden herstellen en u ondersteunen om levensstijlmaatregelen na te leven: stoppen met roken, voedingsgewoonten veranderen enz. Het revalidatieprogramma moet de kans op complicaties of herval verkleinen.
Revalidatie in het ziekenhuis
De hartrevalidatie wordt al opgestart tijdens uw verblijf in het ziekenhuis, op vraag van de behandelende cardioloog of hartchirurg. Tijdens uw verblijf komen verschillende teamleden bij u op de kamer langs.
U krijgt ook een formulier waarmee u terugbetaling kunt aanvragen voor erkende hartrevalidatie. Het toekenningsformulier van het Riziv slaat op twee periodes: de ziekenhuisfase en de ambulante fase. Het eerste deel benut u tijdens het ziekenhuisverblijf en het tweede deel ambulant. De sociaal werker van hartrevalidatie brengt het administratieve dossier dat bij de mutualiteit moet worden ingediend voor u in orde.
Ambulante hartrevalidatie
Als het einde van uw ziekenhuisverblijf in zicht komt, wordt bekeken hoe de revalidatie kan worden voortgezet. Gemiddeld 3 à 4 weken na ontslag doet u een inspanningstest. Op basis daarvan kunt u in overleg met de behandelende cardioloog de ambulante hartrevalidatie opstarten.
In totaal omvat de ambulante revalidatieperiode maximaal 45 sessies, te spreiden over het aanbod van de verschillende disciplines en over een periode van maximaal 6 maanden. Als u – bijvoorbeeld door medische omstandigheden – de hartrevalidatie pas laattijdig kunt aanvatten, kan de dienst waar u wil revalideren bij uw ziekenfonds een gemotiveerde aanvraag doen, zodat u toch aan het programma kunt deelnemen of zodat de revalidatieperiode zo nodig kan worden verlengd.
Meer info
Niet elk ziekenhuis heeft een erkenning voor specifieke hartrevalidatie. Vraag meer informatie bij de maatschappelijk werker van hartrevalidatie (Sarah Vincke, tel. 09 332 33 86 of Martine Willems tel. 09 332 36 22).
Werkhervatting
Meestal kunnen patiënten na de diagnose hun beroepsactiviteit blijven uitvoeren. Een aantal maanden na de operatie kunnen de beroepsactiviteiten meestal worden hervat, al dan niet gedeeltelijk. Dat bespreekt u met uw behandelende arts tijdens de ziekenhuisopname of consultatie.
Soms zijn aanpassingen of veranderingen aan uw werksituatie nodig. Zo kunt u bij een aorta-aandoening het tillen van zware lasten beter vermijden. Zulke aanpassingen kunt u bespreken met de sociaal verpleegkundige en uw behandelende arts.
Autorijden
Na een operatie aan het hart of de aorta mag u een tijdlang niet autorijden. Dat wordt niet alleen medisch afgeraden, maar is ook wettelijk verboden. Bij een eventueel verkeersongeval bent u niet verzekerd. Pas na toestemming van de dokter mag u opnieuw met de wagen rijden. Het verbod op het professioneel besturen van een wagen kan mogelijk langer duren.
Voor meer inlichtingen kunt u terecht bij het Centrum voor Rijgeschiktheid en Voertuigaanpassingen (CARA).