Het baarmoederlichaam gaat over in de baarmoederhals, het onderste smalle deel van de baarmoeder. De baarmoederhals vormt de verbinding tussen het baarmoederlichaam en de vagina. Aan het uiteinde van de baarmoederhals bevindt zich de baarmoedermond.
- Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?
- Bij wie komt baarmoederhalskanker voor?
- Mogelijke klachten
- Diagnosestelling
- Onderzoeken
- Behandelingen
- Kan baarmoederhalskanker uitzaaien?
Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?
Het humaan papillomavirus (HPV) is een virus dat door geslachtsgemeenschap wordt overgebracht. Het is een virus dat veel voorkomt, ongeveer 80 % van de vrouwen krijgt ooit een HPV-infectie. Door een aanhoudende infectie kan het evenwicht tussen de opbouw en afbraak van het slijmvlies in de baarmoederhals verstoord geraken. Daarbij kunnen er enkele afwijkende cellen ontstaan. Dit is nog geen kanker. Vaak wordt dit door het lichaam zelf overwonnen.
Als er echter steeds meer afwijkende cellen ontstaan, spreekt men over een voorstadium van baarmoederhalskanker. Komen er nog meer afwijkende cellen, dan ontstaat overmatige groei en kan baarmoederhalskanker ontstaan, een kwaadaardige tumor van de baarmoederhals. Dit proces van afwijkende cellen naar een voorstadium van kanker verloopt heel langzaam en kan wel tien tot vijftien jaar duren.
Baarmoederhalskanker is in tegenstelling tot een HPV-infectie niet besmettelijk. Ook door geslachtsgemeenschap is geen besmetting mogelijk.
Bij wie komt baarmoederhalskanker voor?
Baarmoederhalskanker komt het vaakst voor bij vrouwen van 35 tot 50 jaar, maar kan op alle leeftijden voorkomen.
Het risico op besmetting met een HPV is groter naarmate een vrouw of haar partner meer wisselende seksuele contacten hebben (gehad). Dat betekent niet dat als een vrouw baarmoederhalskanker heeft, zij of haar partner ‘dus’ meer wisselende contacten hebben (gehad). Het ontstaan van baarmoederhalskanker is afhankelijk van meer factoren.
Baarmoederhalskanker komt vaker voor bij vrouwen die roken. Roken beïnvloedt het afweersysteem waardoor het meer moeite kan hebben om een HPV-infectie te overwinnen.
Bij vrouwen onder de 30 jaar kunnen de afwijkingen spontaan verdwijnen door het afweersysteem van het lichaam. Strikte opvolging met afname van een uitstrijkje is dan aangewezen.
Mogelijke klachten
Afwijkingen aan de cellen van de baarmoederhals geven in het begin geen klachten.
Het eerste verschijnsel dat u zelf kunt opmerken is een bloederige of bruinige slecht ruikende afscheiding buiten de gewone menstruatiecyclus, of bloedverlies tijdens of vlak na geslachtsgemeenschap (contactbloeding).
Een bloeding na de overgang (menopauze) kan ook een symptoom zijn. Vrouwen verwarren dit soms met het plots terugkeren van de menstruatie.
Soms krijgen vrouwen pijn bij het plassen of moeite om te plassen.
Diagnosestelling
Om tot een juiste diagnosestelling te komen en de juiste behandeling te bepalen, moeten we het resultaat van alle onderzoeken afwachten. Eén van de eerste stappen is vaststellen in welk stadium de baarmoederhalskanker zich bevindt. Het vaststellen van het stadium is gebaseerd op:
- de grootte van de tumor
- de mate van doorgroei in het omringende weefsel
- de aanwezigheid van kankercellen in de lymfeklieren
- en/of de aanwezigheid van kankercellen in organen elders in het lichaam
Aan de hand van alle resultaten legt een multidisciplinair team van artsen een aangepast behandelingsplan voor u vast, tijdens een multidisciplinair oncologisch consult (MOC). Dit behandelingsplan wordt bepaald aan de hand van volgende criteria:
- het type baarmoederhalskanker
- de differentiatiegraad van baarmoederhalskanker: de kankercellen worden met gezonde baarmoederhalscellen vergeleken en op basis daarvan wordt een gradatie toegekend, een mate van kwaadaardigheid:
- goed gedifferentieerd: de kankercellen groeien in het algemeen langzaam en hebben nog veel gelijkenissen met de gezonde cellen.
- matig gedifferentieerd: de kankercellen groeien sneller en vertonen reeds minder gelijkenissen met de de gezonde cellen.
- weinig gedifferentieerd: de kankercellen hebben een ongebruikelijke vorm en plakken aan elkaar. Ze vertonen haast geen gelijkenis met de gezonde baarmoederhalscellen.
- de grootte van de tumor
- het al dan niet aanwezig zijn van uitzaaiingen
Emotionele reactie op diagnose
Het bericht dat u kanker heeft, is meestal emotioneel ingrijpend. Verschillende gevoelens kunnen afwisselend voorkomen. Het ene moment bent u boos, het andere moment verdrietig en op weer een ander moment is er vooral angst en paniek.
Deze gevoelens kunnen zeer verwarrend en intens zijn, maar heel normaal na de schok van de diagnose. Een aantal mensen hebben naast de steun van hun partner, kinderen, naasten en de zorg van artsen en verpleegkundigen, professionele hulp nodig om de situatie het hoofd te kunnen bieden. Aarzel niet om contact op te nemen met één van de hulpverleners.
Onderzoeken
Naast een bloedonderzoek kunnen ook volgende onderzoeken plaatsvinden.
Vaginaal onderzoek
De gynaecoloog zal een eendebek (speculum) in de vagina inbrengen om de vagina en de baarmoedermond te kunnen zien. Daarna brengt de arts een of twee vingers in de vagina. De andere legt hij op uw buik. Op deze manier krijgt de arts een indruk van de ligging en de grootte van de organen onder in de buik, waaronder de baarmoeder.
Uitstrijkje
Bij een uitstrijkje worden cellen afgenomen van het slijmvlies op de grens van de baarmoederhals en de baarmoedermond. Er wordt een eendebek geplaatst en met een borsteltje strijkt men wat slijm weg, vandaar de term “uitstrijkje”. In het labo kijkt men of deze cellen afwijken van normale cellen.
Colposcopie
Als bij een uitstrijkje afwijkende cellen worden gevonden kan de gynaecoloog met een colposcoop (een sterk vergrotende loep) de baarmoedermond nauwkeurig bekijken. Ook hierbij wordt een eendebek (speculum) ingebracht. Om het weefsel goed te beoordelen wordt de baarmoedermond nat gemaakt met een azijnoplossing. Dit kan even een branderig gevoel geven. Tijdens dit onderzoek wordt soms een stukje weefsel weggenomen. Dit heet een biopsie. Dat stukje weefsel wordt dan onderzocht in het labo waarna een definitieve diagnose kan gesteld worden.
Onderzoek onder narcose
Tijdens een onderzoek onder narcose gaan de gynaecoloog en radiotherapeut na hoe uitgebreid de tumor is. Het onderzoek gebeurt in dagopname in de dagkliniek.
RX-thorax
Dit is een röntgenfoto van de borstkas (longen), om uitzaaiingen in de longen uit te sluiten. Het onderzoek is pijnloos. U moet voor het onderzoek metalen sieraden en bovenkledij verwijderen omdat die een verstoord beeld kunnen geven.
Echografie van de nieren
Door de grootte en plaats van de tumor kan het voorkomen dat een of beide urineleiders niet meer goed functioneren. Tijdens het onderzoek ligt u op een onderzoekstafel. Er wordt een gel op uw huid aangebracht. Daarover wordt een klein apparaat bewogen dat geluidsgolven uitzendt. De afbeeldingen op het beeldscherm kunnen op foto’s worden vastgelegd.
Cystoscopie
Dit is een onderzoek van de plasbuis en de urineblaas met een cystoscoop of blaaskijker. Dit is een buisje of een slangetje met een kleine camera en een lichtje. De cystoscoop is zo dun dat hij gemakkelijk in een normale plasbuis van een man of vrouw past. Het onderzoek duurt ongeveer 15 minuten.
Coloscopie/rectoscopie
Dit is een onderzoek van uw dikke darm met een endoscoop. Dit onderzoek kan onder een lichte verdoving of onder algemene verdoving plaatsvinden. Zowel de cystoscopie als de rectoscopie worden uitgevoerd om doorgroei van tumorcellen in de blaas en/of darm te onderzoeken.
CT-scan
CT of computertomografie is een apparaat waarmee organen of weefsels zeer gedetailleerd in beeld worden gebracht. Het apparaat heeft een ronde opening waar u, liggend op een beweegbare tafel, doorheen wordt geschoven.
Terwijl de tafel verschuift, maakt het apparaat een serie foto’s waarop telkens een ander ‘plakje’ van het orgaan of weefsel staat afgebeeld. Deze beelden geven een idee van de plaats, grootte en uitbreiding van de tumor en eventuele uitzaaiingen. Vaak krijgt u vooraf een contraststof te drinken en tijdens het onderzoek wordt contraststof in een ader ingespoten. Dit kan een warm en weeïg gevoel veroorzakenen, soms een beetje misselijkheid.
PET/CT-scan
Een PET-scan geeft ons inzicht in de werking van de weefsels en organen in een menselijk lichaam. Een CT-scan belicht de structuur van onze weefsels en organen.
MRI
De MRI (Magnetic Resonance Imaging) maakt dwars- of lengtedoorsneden van het lichaam zichtbaar. Tijdens dit onderzoek ligt u in een soort koker, en het apparaat maakt behoorlijk veel lawaai. U krijgt oordopjes en via een intercom blijft u in contact met de verpleegkundige. Soms wordt tijdens het onderzoek via een ader in de arm een contrastvloeistof toegediend.
Behandelingen
De meest toegepaste behandelingen bij baarmoederhalskanker zijn:
- een operatie (Wertheim Meigs), waarbij vaak de lymfeklieren worden weggenomen. De ingreep kan via een openbuikoperatie uitgevoerd worden of in specifieke gevallen minimaal invasief, via een (robotgeassisteerde) kijkoperatie
- chemotherapie: behandeling met celremmende of celdodende medicatie
- bestraling of radiotherapie, vaak in combinatie met chemotherapie
Als de behandeling tot doel heeft om te genezen, wordt dit een curatieve behandeling genoemd. Chemotherapie na een operatie, om (eventuele) niet-waarneembare uitzaaiingen te bestrijden, noemt men adjuvante therapie. Chemotherapie voor een operatie, met het doel de tumor te verkleinen, noemt men neoadjuvante therapie.
Kan baarmoederhalskanker uitzaaien?
Baarmoederhalskanker kan doorgroeien in de onderliggende spierlaag, naar de vagina, naar de baarmoeder of naar de steunweefsels rond de baarmoederhals. Uiteindelijk kan er uitbreiding plaatsvinden naar omringende organen zoals de blaas of het laatste deel van de dikke darm (de endeldarm).
Kankercellen kunnen losraken van een tumor en in een lymfevat terechtkomen. Dan kan er in de lymfeklier een nieuwe tumor ontstaan, de uitzaaiing (metastase). Bij baarmoederhalskanker vindt de verspreiding van kankercellen vooral plaats via het lymfestelsel. Deze uitzaaiingen komen als eerste terecht in de lymfeklieren in de buik.
Ook via de bloedbaan kan er verspreiding voorkomen van kankercellen, dan spreekt men van uitzaaiingen op afstand, voornamelijk naar de longen, lever of botten.