Principe
De patiënt krijgt intraveneus een lipofiel radiofarmacon, Tc99m-HMPAO (hexa-methyl-propyleen-amine oxime), toegediend. Dat passeert de bloed-hersenbarrière intact. In enkele passages wordt het volledig door het hersenweefsel geëxtraheerd.
De regionale activiteit in de hersenen is rechtstreeks afhankelijk van de regionale doorbloeding en de viabiliteit van de neuronen. Fixatie gebeurt door specifieke en aspecifieke binding en/of omzetting naar een hydrofiele stof die de cel niet meer kan verlaten. De binding vindt vermoedelijk plaats aan zowel neuronen als gliaweefsel.
Bij focale refractaire epilepsie is er op de plaats van de epileptogene focus hypoperfusie in de interictale fase. Tijdens een aanval met focaal begin treedt hyperperfusie op. Door beide beelden van elkaar af te trekken komen in het verschil- of subtractiebeeld enkel zones met verhoogde perfusie tot uiting. Van deze zones neemt men aan dat ze corresponderen met de plaats van begin van de epileptische aanval. Door co-registratie met MRI van de patiënt wordt bovendien nauwkeurige informatie verkregen over de precieze anatomische lokalisatie van de epileptische focus.
Indicaties
- Lokaliseren van de epileptische focus bij patiënten met refractaire lokalisatiegebonden epilepsie.
- Bepalen van de cerebrale vasculaire reserve bij patiënten met cerebrovasculair lijden.
- Differentiaaldiagnose van neurodegeneratie: Alzheimer, fronto-temporaal, multi-infarct
- Evaluatie van hersentrauma
Aanvraag
Aanvraagformulier Hersenperfusiescintigrafie
Voorbereiding
Medicatie
- Inname van sychotrope medicatie wordt best gemeld.
- In het kader van het SPECT-onderzoek bij refractaire epilepsie worden anti-epileptica afgebouwd in de dagen voor het onderzoek.
Sedatie
Als de patiënt onvoldoende meewerkt, kan het onderzoek niet plaatsvinden. Vermoedt u dat de patiënt moeilijk rustig kan blijven en wil u dat het onderzoek toch doorgaat, dan kan u als behandelend arts beslissen om sedatie te (laten) toedienen. De patiënt moet die medicatie steeds zelf meebrengen.
Andere voorbereiding
- De patiënt moet niet nuchter zijn.
- Er mogen kort voordien geen andere isotopenonderzoeken plaatsgevonden hebben. Als dat wel het geval is, moet rekening gehouden worden de halfwaardetijd van het isotoop en moet een tijdsinterval tussen beide onderzoeken in acht genomen worden.
- Voorgaand onderzoek met technetium-99m: minstens 48 uur tussen beide onderzoeken
- Voorgaand onderzoek met iodium-123: minstens 3 dagen tussen beide onderzoeken
- Voorgaand onderzoek met 18F-FDG PET/CT: 24 uur tussen beide onderzoeken
Verloop van het onderzoek
- Het hoofd van de patiënt wordt in een hoofdsteun gefixeerd.
- Het onderzoek duurt 30 à 40 minuten.
- Bij grote bewegingsonrust en/of onwillekeurige motoriek kan het onderzoek moeilijk uitgevoerd worden. Sedatie is mogelijk maar leidt soms tot een averechts effect waarbij de onrust in halve bewustzijnstoestand groter wordt.
- Bij vasculaire aandoeningen kan het onderzoek gecombineerd worden met een interventie in de vorm van een intraveneuze toediening van acetazolamide (Diamox).
- Bij epilepsie kan de injectie gebeuren tijdens een gecontroleerde uitlokking van de epileptische activiteit (opgenomen patiënten op de afdeling Neurologie)
Bijwerkingen en veiligheid
Er zijn tot op vandaag geen bijwerkingen op HMPAO vastgesteld.
Technetium-99m vervalt met een halfwaardetijd van 6 uur. Na 1 dag is er dus nog nauwelijks radioactiviteit in het lichaam aanwezig . De gebruikte dosissen zijn laag en houden geen gevaar in.
Verslag en beelden
- Via computerbewerking kunnen de beelden na het onderzoek gereoriënteerd en geco-registreerd worden met CT en/of MRI.
- Naast de visuele beoordeling wordt een default regio-of-interest verzameling geprojecteerd op de beelden zodat de activiteit wordt gekwantificeerd in kleine, klinisch relevante gebieden ('ROI's') zoals bv. 'dorsofrontaal', 'anterior temporaal', enz. Deze waarden worden vergeleken met referentiewaarden voor die regio's bij personen met gezonde hersenen.
- Bij een CVA kan een grote verscheidenheid aan perfusieafwijkingen vastgesteld worden die goed moeten worden gecorreleerd met andere gegevens.