Een standaardraadpleging kindercardiologie omvat een lichamelijk onderzoek, een elektrocardiogram en een echocardiografie. Bijkomende onderzoeken zoals een inspanningstest, holtertest, tilttest en zesminutenwandeltest worden enkel ingepland als de kindercardioloog dat noodzakelijk acht.
Elektrocardiogram
De pompfunctie van het hart wordt verzekerd door het ritmisch samentrekken van de hartspier. De elektrische stroom die dat samentrekken stuurt, ontstaat aan de bovenzijde van het hart. Die stroom maakt dat eerst de voorkamers en nadien de kamers samentrekken. Dat elektrisch proces wordt in beeld gebracht met een elektrocardiogram (ECG). Daarvoor worden tien elektroden op de borst geplaatst die de elektrische signalen doorsturen naar het ECG-apparaat.
Het elektrocardiogram geeft een beeld van de grootte van de hartkamers, de dikte van de hartspier en het spoort ritmestoornissen op.
Holtermonitoring
Holtermonitoring laat toe om de elektrische activiteit van het hart langdurig te registreren. De opname gebeurt aan de hand van enkele kleefelektroden en een klein toestel dat mee naar huis gaat. Dat wordt dan na de registratie uitgelezen.
Het onderzoek duurt meestal 24 uur, maar kan verlengd worden tot 7 dagen. Tijdens de registratie zijn alle normale dagelijkse handelingen toegestaan, behalve douchen of baden.
Holtermonitoring kan vooral bij sporadische hartritmestoornissen of overslagen meer duidelijkheid brengen.
Meer info
Echocardiografie
Via een sonde die op de huid wordt geplaatst sturen echotoestellen ultrageluidsgolven door het lichaam. Organen zoals het hart kaatsen die golven terug. De teruggekaatste ultrageluidsgolven worden verwerkt en omgezet in bewegende beelden die op een scherm worden getoond. Zo kan de cardioloog de meeste structuren van het hart onderzoeken. In tegenstelling tot röntgenstralen zijn ultrageluidsgolven onschadelijk.
Een echocardiografie – een echo van het hart – is doorgaans een routineonderzoek bij kinderen met een aangeboren hartafwijking die op raadpleging komen in de polikliniek. Soms volstaat echocardiografie evenwel niet. Dan moeten andere beeldvormingstechnieken gebruikt worden om bepaalde structuren goed te tonen of de hoeveelheid en omvang van (rest)letsels vast te stellen.
CT
Bij CT (computertomografie) wordt gebruikgemaakt van röntgenstralen om een driedimensionale afbeelding te krijgen. CT heeft een heel hoge resolutie en is bij bepaalde aandoeningen van het hart en de grote vaten het beste onderzoek om structuren in beeld te brengen. Het heeft bovendien als voordeel dat kinderen meestal niet in slaap moeten gebracht worden: het scannen duurt slechts enkele seconden. Ze moeten wel aan een infuus om contrastmiddel te kunnen toedienen.
Meer info
MR
Cardiale MRI (cardiac magnetic resonance imaging, een MRI van het hart) laat toe om de toestand en werking van het hart en de bloedvaten rondom het hart vanuit alle posities in beeld te brengen. Het onderzoek maakt gebruik van magneetvelden. Er komt dus geen schadelijke straling aan te pas.
Dit onderzoek kan echter lang duren en de meeste kinderen jonger dan 8 jaar moeten daarom onder volledige narcose. Vaak moet vooraf ook een infuus worden geplaatst. Bovendien is een cardiale MRI niet mogelijk bij het merendeel van de patiënten met een elektronisch hulpmiddel zoals een pacemaker of defibrillator.
Meer info
Foetale echocardiografie
Als de gynaecoloog tijdens een routine-echo vermoedt dat de foetus een hartafwijking heeft, kan hij de zwangere vrouw doorverwijzen voor een foetale echocardiografie. Een uitgebreid prenataal hartonderzoek kan ook aangewezen zijn bij een verhoogd risico op een hartafwijking – wanneer bijvoorbeeld een familielid een aangeboren hartafwijking heeft of ten gevolge van bepaalde medicatie.
Het uitgebreide foetale echocardiogram wordt uitgevoerd op de afdeling Verloskunde (prenatale diagnostiek), tijdens een gemeenschappelijke consultatie met de gynaecoloog en de kindercardioloog. Een afspraak maken kan op tel. 09 332 24 30.
Inspanningstest
Met een inspanningstest wordt nagegaan hoe fit het hart is.
Meer info
Zesminutenwandeltest
De zesminutenwandeltest (6MWT) wordt gebruikt om het uithoudingsvermogen te beoordelen. In tegenstelling tot de maximale inspanningstest, die een maximale inspanning vraagt, is het bij deze test de bedoeling om in zes minuten een zolang mogelijke afstand te wandelen. Het inspanningsvermogen wordt dan beoordeeld op basis van de afgelegde afstand.
Tilttest
Wanneer een kind flauwvalt, moet de onderliggende oorzaak achterhaald worden. Vaak is dat een ontregelde bloeddruk. Een plotse daling van de druk, soms in combinatie met verandering van het hartritme, leidt dan tot bewustzijnsverlies. Een tilttest of kanteltafeltest kan dit aantonen.
Bij het begin van de test ligt het kind op een tafel. De tafel kantelt en brengt het kind bijna volledig in verticale positie. De veranderingen in bloeddruk en hartritme die dat teweegbrengt worden zorgvuldig gemeten. Een overdreven reactie van bloeddruk of hartritme, met daarbij eventueel bewustzijnsverlies, bevestigt het vermoeden van een verstoorde bloeddrukregeling.
Hartkatheterisatie
Voor een hartkatheterisatie wordt in de lies, via de ader of slagader, een buisje (katheter) ingebracht. Dat buisje wordt tot in het hart gebracht.
Hartkatheterisatie geeft een beter zicht in de structuur van het hart. Daarom kan katheterisatie aangewezen zijn bij een bepaalde kleine ingrepen, zoals een abnormale opening sluiten of een klepje of bloedvat verder openmaken.
Hartkatheterisatie gebeurt bij kinderen altijd onder algemene verdoving.
Meer info
Farmacologische testen
In zeer specifieke gevallen kan het intraveneus toedienen van medicatie (via de ader) tot een diagnose leiden. Bij onverklaarde episodes van flauwvallen of familiaal voorkomen van een bepaald type hartritmestoornis kan een ajmalinetest, een adenosinetest of een adrenalinetest aangewezen zijn. Tijdens die testen worden hartritme en bloeddruk nauwgezet gemonitord.
Elektrofysiologisch onderzoek
Een elektrofysiologisch onderzoek (EFO) brengt de elektrische activiteit in het hart in kaart. Dat gebeurt met kleine elektrische kabels of katheters, die via de liesaders tot in het hart worden gebracht. Via de katheters kan het hart elektrisch geprikkeld worden. Zo kan worden nagegaan of er een risico is op het ontwikkelen van een hartritmestoornis. In sommige gevallen kan een ritmestoornis zelfs meteen definitief worden verholpen door middel van verhitting. Daarbij worden foute elektrische banen of cellen 'weggebrand'.
Vermits deze procedure onaangenaam is en soms lang duurt, gebeurt ze bij kinderen bijna altijd onder volledige verdoving.
Erfelijk onderzoek
De afdeling werkt voor onderzoek ook nauw samen met het Centrum voor medische genetica van het UZ Gent, bijvoorbeeld om een erfelijke oorzaak van een hartafwijking op te sporen.