Kinderen met nierfalen hebben te kampen met een opstapeling van uremische toxines (gifstoffen). Die opstapeling leidt tot toenemende schade aan alle lichaamsorganen, met onder meer hart- en vaatlijden als gevolg.
Kinderen met terminaal nierfalen die behandeld worden met dialyse leven aanzienlijk korter dan gemiddeld. Zelfs na een niertransplantatie blijft hun levensverwachting duidelijk minder gunstig. Kinderen met nierfalen kampen bovendien met een hele reeks klachten en comorbiditeiten, zoals eet- en slaapstoornissen, groeiachterstand, concentratieproblemen enz. Dat verlaagt hun levenskwaliteit en bemoeilijkt hun integratie in de maatschappij.
Vermoedelijk speelt de opstapeling van gifstoffen in de weefsels een grote rol in het ontstaan van de klachten. Momenteel hebben we nog geen degelijk instrument om de ernst van de vergiftiging te meten, waardoor kinderen met nierfalen vaak minder goed worden behandeld dan zou kunnen.
Studies bij volwassen nierpatiënten hebben al een verband aangetoond tussen concentraties van bepaalde gifstoffen enerzijds en mortaliteit of hart- en vaatlijden anderzijds. Studies bij kinderen zijn er vooralsnog niet.
De bevindingen bij volwassenen kunnen we niet zomaar extrapoleren: kinderen zijn nog volop in ontwikkeling en hebben een duidelijk andere lichaamssamenstelling. Anderzijds zijn kinderen ideaal om de impact van bepaalde gifstoffen te evalueren, omdat er gemakkelijk een verband kan worden gelegd tussen concentraties van bepaalde stoffen en typische symptomen die enkel bij kinderen voorkomen, zoals groeistoornissen.