Neurologen en neurochirurgen van het UZ Gent hebben voor het eerst een onderhuidse neurostimulator geïmplanteerd om epilepsieaanvallen geleidelijk te onderdrukken. Dat is een primeur in de Benelux. ‘De stimulator biedt een nieuwe en veel minder ingrijpende oplossing voor patiënten die geen baat hebben bij klassieke epilepsiechirurgie’, zegt neuroloog prof. Paul Boon.
Alternatief voor ingrijpende epilepsiechirurgie
Een op de drie patiënten met epilepsie is niet gebaat bij een normale behandeling met medicatie. Deze patiënten komen dan in aanmerking voor ingrijpendere epilepsiechirurgie, waarbij de neurochirurg de plaats in de hersenen waar de aanvallen ontstaan elektrisch stimuleert of wegneemt. Maar dat is niet voor alle patiënten mogelijk. Voor hen is er nu een neurostimulator die onderhuids ingeplant wordt.
Pulsgenerator en elektroden
De neurostimulator werkt met een combinatie van een pulsgenerator, een soort pacemaker die vaak onder het sleutelbeen geplaatst wordt, en elektroden die op de schedel geplaatst worden. De instellingen van de pulsgenerator zijn afgestemd op de situatie van de patiënt en sturen de elektroden op de schedel aan. Vanuit die elektroden vertrekken elektrische stromen die door de schedel gaan naar de zone waar de epileptische aanvallen ontstaan. Die stromen beïnvloeden de aanvallen (neuromodulatie genoemd) en slagen er na enkele maanden in om ze te verminderen of zelfs te stoppen.
Een eenvoudige ingreep
De ingreep om de pulsgenerator en elektroden te plaatsen is technisch gezien niet heel complex. ‘Aan de hand van neuronavigatie (een soort gps-systeem voor de hersenen op basis van een MRI-scan) bepalen we eerst de exacte zone waar de epileptische aanvallen ontstaan’, legt dr. Dewaele uit. ‘Daar maken we een sneetje in de huid en plaatsen we de elektroden op de schedel. Ook de pacemaker en de kabeltjes implanteren we onderhuids. We komen dus niet in het brein, maar verstoppen de stimulator wel onder de huid op de schedel.’
Duidelijke verbetering
‘In maart hebben we het apparaat voor de eerste keer geïmplanteerd bij een epilepsiepatiënt’, blikken prof. Boon en neurochirurg dr. Frank Dewaele terug. ‘De patiënt geeft nu, bijna zes maanden later, aan dat de aanvallen aanzienlijk lichter zijn en minder frequent voorkomen. We zien een duidelijke verbetering.’
'Het is een veel minder ingrijpende ingreep, de patiënt voelt het apparaat amper zitten en het valt cosmetisch niet op. We zijn blij met de eerste resultaten en hopen in de toekomst meer patiënten toegang te geven tot deze behandeling’, besluit prof. Boon.