Hydronefrose betekent dat het urineverzamelsysteem of nierbekken (pyelum) is uitgezet door een belemmerde urineafvoer. Het nierbekken verzamelt de urine vanuit de nier en voert ze af naar de urinebuis (ureter) die uitmondt in de blaas.
Hydronefrose komt voor bij ongeveer 1,5 procent van de ongeboren kinderen. Tijdens de zwangerschap wordt routinematig een echografisch onderzoek verricht. Daardoor wordt hydronefrose vaak al voor de geboorte (prenataal) ontdekt.
Met echografisch onderzoek kunnen we de uitzetting wel aantonen, maar de oorzaak niet achterhalen. Bij ongeveer de helft van de kinderen blijkt de hydronefrose na de geboorte niet meer aan te tonen. Bij die kinderen ligt dan geen obstructie aan de uitzetting ten grondslag en is er 'niets' aan de hand. Bij de resterende 50 procent kunnen verschillende diagnoses worden gesteld:
- Pyelo-ureterale junctiestenose
- Vesico-ureterale reflux (VUR)
- Andere zeldzame aandoeningen zoals mega-ureter, ontdubbelde nieren, urethrakleppen, multicysteuze dysplasie
Aanpak na de geboorte
Meteen na de geboorte produceert de nier nog geen urine. Op de echografie die op de eerste dag wordt gemaakt, is de hydronefrose daarom vaak niet te zien. Echografie leidt er in de eerste levensdagen vaak toe dat de hydronefrose wordt onderschat.
Een kind met niet-ernstige hydronefrose kan meestal poliklinisch worden opgevolgd. Afhankelijk van hoe uitgesproken de hydronefrose gedurende zwangerschap was, wordt binnen de eerste dagen of weken een nieuwe evaluatie in de poli gepland.
Bij ongeboren kinderen met heel ernstige hydronefrose en mogelijk ingekrompen nierfunctie wordt aanbevolen om in ons centrum te komen bevallen. De acute opvang door een team van neonatologen, kinderurologen en kindernefrologen is dan immers gewaarborgd.
Afbeelding: SFU-gradatie van de prenatale hydronefrose (Society of Fetal Urology)
Soms zijn naast de echografie aanvullende onderzoeken nodig. Dan worden het bloed en de urine onderzocht en wordt de nierfunctie gemeten (MAG3-DMSA). Dat gebeurt meestal na enkele levensweken.
Afhankelijk van de uiteindelijke diagnose wordt - als de nierfunctie goed is - gekozen voor een afwachtend beleid. In dat geval worden wel heel regelmatig controles verricht.
Bij ernstige afwijkingen met risico op nierschade is het meestal noodzakelijk om de afwijking operatief te corrigeren. De kinderuroloog beslist dan samen met het team welke procedure de beste kansen biedt om de nierfunctie te behouden. In veel gevallen zal de urine tijdelijk worden omgeleid, via een katheter (nefrostomie) of via een tijdelijk urinair stoma (ureterocutaneostomie).