Parasomnie verwijst naar aandoeningen die niet zozeer het gevolg zijn van verstoringen van de slaap-waakprocessen maar die gekenmerkt worden door ongewenste fysieke fenomenen tijdens de slaap. Er bestaan verschillende vormen van parasomnie:
- Slaapwandelen
- Praten in de slaap
- Slaapstuip
- Slaappaniekaanval
- Ritmische bewegingsstoornissen
- Tandenknarsen
- Nachtmerries
- REM-slaapgedragstoornis
Slaapwandelen (somnabulisme)
Slaapwandelen ontstaat gewoonlijk tijdens een episode van diepe NREM-slaap. Vermits diepe NREM-slaap vooral in het begin van de slaap voorkomt, is de kans op slaapwandelen het grootst in de eerste helft van de nacht. Ontwaken vanuit dit slaapstadium verloopt moeizaam.
Aangenomen wordt dat slaapwandelen het gevolg is van onvolledig ontwaken, waarbij iemand zich ergens in een ongedefinieerde toestand tussen slapen en waken bevindt. De slaapwandelaar herinnert zich zijn nachtelijke wandeling niet.
Het gedragspatroon kan complex zijn. Slaapwandelen komt vaak voor op jonge leeftijd gezien en verdwijnt meestal met het ouder worden.
Praten in de slaap (somniloquie)
Praten in de slaap is een vaak voorkomende en volstrekt goedaardig fenomeen. Het treedt meestal op in stadium II van de NREM-slaap.
Slaapstuip (hypnagoge schok)
De slaapstuip is een plotse lichaamsbeweging die zich voordoet tijdens de eerste inslaapperiode. Vaak gaat dit fenomeen gepaard met het gevoel in een put te vallen. De slaapstuip is een vaak voorkomend curiosum van de slaap, waarvan het ontstaan nog niet is opgehelderd.
Slaappaniekaanval (pavor nocturnus)
Onder pavor nocturnus verstaan we een plotseling ontwaken uit NREM-slaap (doorgaans diepe NREM-slaap), waarbij iemand overeind veert, een luide gil slaakt, en tekenen van intense angst vertoont. Een snelle pols en transpiratie wijzen op activatie van het autonome zenuwstelsel.
Net zoals bij slaapwandelen is het ontwaken onvolledig, want het slachtoffer van de paniekaanval reageert niet adequaat op externe stimuli, zoals aanspreken. Aanmoediging tot volledig ontwaken geeft meestal niet het gewenste resultaat: de persoon blijft in een toestand van verwarring. De aanval gaat spontaan voorbij. De volgende dag vergeet de patiënt de paniekaanval.
Pavor nocturnus komt het vaakst voor tussen de leeftijd van 4 en 12 jaar. Het fenomeen verdwijnt meestal spontaan.
Ritmische bewegingsstoornissen
Ritmische bewegingsstoornissen zijn typische fenomenen die zich voordoen bij jonge kinderen. De symptomen ontwikkelen zich vóór het eerste levensjaar en verdwijnen meestal vóór het vierde levensjaar. Deze stoornissen komen op volwassen leeftijd nog zelden voor.
De belangrijkste varianten zijn: hoofdbonken (jactatio capitis) en lichaamswentelen. De ritmische beweging situeert zich in de fase van doezelen die aan de slaap voorafgaat of in de oppervlakkige NREM-slaap.
Tandenknarsen
Bij het tandenknarsen maken de kaken malende bewegingen en worden de tanden krachtig over mekaar geschuurd. Tandenknarsen komt bij veel mensen voor. Het kan leiden tot vroegtijdige slijtage van de tandvlakken en tot overbelasting van de kaakgewrichten. Er zijn geen aanwijzingen dat er een associatie is met belangrijke medische of psychische problematiek. In ernstige gevallen is het dragen van een opbeetplaat noodzakelijk.
Nachtmerries
Nachtmerries komen voor tijdens de REM-slaap. Het zijn dromen met een beangstigende inhoud. In tegenstelling tot paniekaanvallen in de slaap doen nachtmerries zich eerder in het midden of op het einde van de nacht voor. Een nachtmerrie gaat ook niet gepaard met angstig lichamelijk gedrag: je ondergaat de angstdroom als het ware als verlamd.
REM-slaap gedragstoornis
Bij deze parasomnia is er een stoornis in het mechanisme van de REM-slaap dat de spierkracht onderdrukt. De patiënten voeren hun dromen motorisch uit, waarbij ze soms agressief gedrag vertonen tijdens de slaap, zelfs in die mate dat ze zichzelf of hun partner verwondingen toebrengen. Meestal gaat het om oudere mensen die geen (andere) neurologische stoornissen hebben.
Het onderscheid met slaapwandelen is vrij evident: de parasomnische activiteit van patiënten met een REM-slaapgedragsstoornis doet zich meestal in de tweede helft van de nacht voor, wanneer de REM-slaap langer wordt en intenser verloopt. Bovendien kunnen deze mensen gemakkelijker uit hun abnormale slaapmanifestatie gewekt worden. Ze herinneren zich ook hun dromen en vinden een overeenkomst tussen het thema van de droom en het geobserveerde gedrag.